Rechtbank Den Haag: kostendelersnorm en zorgbehoevendheid

Deze blogpost is deel 13 van 17 in de serie Kostendelersnorm

formule KDNDe Rechtbank Den Haag doet een uitspraak over de vraag of de kostendelersnorm van toepassing is in het geval dat er sprake van een zorgbehoevend meerderjarig familielid (RBDHA:2015:14986).

Einde overgangsrecht
Belanghebbende ontvangt een uitkering ingevolge de Pw. Zij woont in bij haar broer en diens echtgenote. Het college verlaagt de uitkering met ingang van 1 juli 2015 met toepassing van de kostendelersnorm en handhaaft dat besluit in bezwaar. Het college stelt zich daarbij op het standpunt dat de kostendelersnorm zoals bedoeld in art. 22a lid 1 PW ook in een situatie van zorgbehoefte bij bloedverwanten in de tweede graad van toepassing is. Dit omdat ook in die situatie sprake is van een schaalvoordeel doordat kosten kunnen worden gedeeld. Toepassing van de kostendelersnorm op de uitkering van belanghebbende is dan ook onverkort aan de orde, aldus het college.

Beroep
Gemeentelijk beleid
Belanghebbende komt in beroep en voert aan dat zij in het kader van de arbeidsverplichtingen ingevolge de Participatiewet blijvend geen perspectieven heeft, zodat zij geen belanghebbende is in de zin van de Re-integratieverordening Participatiewet. Zij vraagt het college daarom, met toepassing van de hardheidsclausule, de verlaging van haar uitkering onder toepassing van de kostendelersnorm achterwege te laten. Zij is van mening dat het college zich ten onrechte op het standpunt stelt dat er bij de toepassing van de kostendelersnorm geen ruimte is voor gemeentelijk beleid.

Mantelzorgboete
Zij wordt verzorgd door haar broer en zou een beroep op de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten1 moeten doen wanneer deze zorg zou wegvallen. Aanvullend voert zij nog aan dat toepassing van de kostendelersnorm in feite betekent dat een mantelzorgboete wordt opgelegd. Zij wijst erop dat voor AOW-gerechtigden waarbij sprake is van samenwoning én mantelzorg, geen korting op de uitkering plaatsvindt.

Gemeente Amsterdam
Ten slotte stelt belanghebbende dat de gemeente Amsterdam – in afwijking van art. 22a PW – geen korting toepast ingeval van samenwoning en mantelzorg. Het college stelt zich op het standpunt dat de kostendelersnorm in haar geval van toepassing is, omdat zij de kosten kan delen met twee meerderjarige personen die in dezelfde woning hun hoofdverblijf hebben.

Geen uitzonderingsgeval
Haar situatie valt volgens het college niet onder een van de uitzonderingssituaties zoals opgenomen in art. 22a lid 3 en 4 PW. De medebewoners van belanghebbende – haar broer en diens echtgenote – zijn terecht meegerekend bij de toepassing van de kostendelersnorm, aldus het college. Belanghebbende heeft daarom recht op een uitkering ter hoogte van 43,33% van de gehuwdennorm (€ 595,91).

Hardheidsclausule
Belanghebbende betwist niet betwist dat de kostendelersnorm strikt genomen op haar van toepassing is, en ook niet dat het college het kortingspercentage juist heeft berekend. Wel heeft zij zich op het standpunt gesteld dat het college, vanwege de onredelijke gevolgen, in haar situatie met toepassing van de hardheidsclausule de toepassing van art. 22a PW en daarmee de verlaging van haar uitkering achterwege had moeten laten. Belanghebbende voert in dat kader aan dat de Re-integratieverordening een hardheidsclausule kent en heeft betoogd dat de PW met betrekking tot de kostendelersnorm ook zo’n clausule zou moeten bevatten voor rechthebbenden zoals zij.

Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de Pw geen clausule kent op grond waarvan het college bevoegd is om van toepassing van art. 22a lid 1 PW af te zien. Dat artikel schrijft het college dwingend voor in welke gevallen en op welke wijze de kostendelersnorm moet worden toegepast. In het derde en vierde lid van die bepaling zijn wel uitzonderingssituaties opgenomen waarin de kostendelersnorm niet wordt toegepast, maar gesteld noch gebleken is dat een van die uitzonderingen zich in de situatie van belanghebbende voordoet.

Bewuste keuze wetgever
Uit de Memorie van Toelichting bij art. 22a PW (TK 2013/14, 33 801, nr. 3, p. 6) komt bovendien duidelijk naar voren dat de wetgever er bewust voor heeft gekozen om de kostendelersnorm ook op de categorie van rechthebbenden waartoe belanghebbende behoort van toepassing te laten zijn. In de omstandigheid dat zij zorg nodig heeft en bij haar mantelzorgers inwoont, is dan ook geen grond gelegen om van de toepassing van de kostendelersnorm af te wijken. De uitzondering die de Wet werk en bijstand voorheen voor familieleden met een zorgbehoefte nog maakte, is in de Pw niet opgenomen, omdat de wetgever van mening is dat ook deze rechthebbenden voordelen hebben door kosten te delen. Die voordelen staan los van de redenen waarom men samenwoont en zijn ook aanwezig als sprake is van een zorgbehoefte. Het college neemt – volgens belanghebbende – ten onrechte aan dat er geen beleidsvrijheid is met betrekking tot toepassing van de kostendelersnorm. De rechtbank onderschrijft dat standpunt niet omdat art. 22a PW het college geen beleidsvrijheid biedt.

Amsterdams beleid
Aan haar stelling dat de gemeente Amsterdam in mantelzorggevallen de kostendelersnorm buiten toepassing laat, kan belanghebbende ten opzichte van het college geen rechten ontlenen. Bovendien is ter zitting naar voren gekomen dat het Amsterdamse beleid betrekking heeft op kostendelers met illegale partners die geen aanspraak hebben op bijstand. Ter zitting deelt het college mee dat ook hij inmiddels (buitenwettelijk) beleid voert voor kostendelers met niet-rechthebbende illegale partners. Zij komen voor een aanvulling op de kostendelersnorm vanuit de bijzondere bijstand in aanmerking, omdat die rechthebbenden de kosten niet kunnen delen met hun partners, zo wordt inmiddels aanvaard. Die partners mogen immers hier te lande niet werken en hebben evenmin aanspraak op bijstand. Van een dergelijke situatie is bij belanghebbende geen sprake.

Mantelzorgboete
Belanghebbende voert slotte aan dat het college haar – door haar uitkering te verlagen met toepassing van de kostendelersnorm – feitelijk een mantelzorgboete oplegt. Volgens haar heeft dit er bij de kostendelersnorm in de AOW al toe geleid dat de invoering ervan voorlopig is uitgesteld. Wat hiervan ook zij, feit is dat de wetgever de invoering van art. 22a PW niet heeft uitgesteld. Het college was daarom gehouden deze bepaling met ingang van 1 juni 2015 uit te voeren. Dit betekent dat de kostendelersnorm onverkort op haar situatie van toepassing is en dat het college, nu de uitzonderingen van art. 22a lid 3 en 4 PW, zich in haar situatie niet voordoen, terecht de uitkering van haar overeenkomstig de kostendelersnorm heeft verlaagd.

©Ingeborg Lunenburg opleiding + advies


  1. thans Wet langdurige zorg 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*

4 × drie =