Ambtshalve beoordeling. Inkeerregeling van toepassing?

Het verlagen van de bijstand bij wijze van maatregel is een belastend besluit. Dat wil zeggen: de bewijslast dat wordt voldaan aan wettelijke en feitelijke grondslag rust op het college. Uit de feiten moet dus aannemelijk worden gemaakt dat het opleggen van een maatregel door de juridische beugel kan (bijv. CRVB:2019:50). Dit betekent ook dat de bestuursrechter ambtshalve beoordeelt of is voldaan aan de wettelijke en feitelijke grondslag van het bestreden besluit. In dat kader doet de Raad een uitspraak waaruit die ambtshalve beoordeling nog eens duidelijk blijkt (CRVB:2020:3228).

De kwestie
Aardig om mee te beginnen is dat appellant zich voor de tweede keer tot de Raad wendt met betrekking tot de opgelegde maatregel.

Eerste keer
Het college verlaagt de bijstand bij wijze van maatregel met 100% gedurende een maand omdat appellant onvoldoende aantoonbaar heeft gesolliciteerd. Aan dat besluit ligt art. 18 lid 4 PW en het bepaalde in de Verordening maatregelen en handhaving Participatiewet, IOAW en IOAZ ten grondslag. De rechtbank verklaart het beroep tegen dit maatregelenbesluit ongegrond; appellant stelt hoger beroep in. In CRVB:2018:4308 bevestigt de Raad, met verbetering van gronden, de uitspraak van de rechtbank: het maatregelbesluit is op een onjuiste wettelijke grondslag gebaseerd. Het onvoldoende aantoonbaar solliciteren moet immers aangemerkt worden als het niet nakomen van een verplichting als bedoeld in art. 18 lid 2 PW en niet als het niet nakomen van een verplichting die valt onder art. 18 lid 4 PW. Dit gebrek in het maatregelbesluit is met toepassing van art. 6:22 Awb gepasseerd; er is een (andere) wettelijke grondslag. Het maatregelbesluit staat hiermee in rechte vast.

Tweede keer
Appellant verzoekt het college, onder verwijzing naar art. 18 lid 11 PW, om het maatregelbesluit te herzien omdat hij, mede als gevolg van dat besluit, intensiever is gaan solliciteren zodat het doel van de maatregel is bereikt. Het college wijst dit verzoek af en handhaaft dat besluit in bezwaar omdat het te laat is ingediend. Een dergelijk verzoek moet worden ingediend binnen de daarvoor geldende termijn, die loopt vanaf de datum van het besluit waarbij de maatregel is opgelegd tot de einddatum van de looptijd van de maatregel. Aan het bestreden besluit is art. 18 lid 11 PW in samenhang met de Beleidsregels herziening maatregel (inkeerregeling, hierna: Beleidsregels) ten grondslag gelegd. De rechtbank verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond. Appellant komt in hoger beroep en voert aan dat hij niet op de hoogte was van de inkeerregeling en van het beleid. Het college had hem daarover (tijdig) moeten informeren.

De Raad
In CRVB:2018:4308 oordeelde de Raad dat de wettelijke grondslag van het maatregelbesluit gebaseerd is (had moeten zijn) op art. 18 lid 2 PW.  Dat wil zeggen een verlaging bij wijze van maatregel overeenkomstig de verordening (art. 8 lid 1 onderdeel a PW).

Heroverweging maatregel
Art. 18 lid 3 PW bepaalt dat het college een besluit als bedoeld in het tweede lid heroverweegt binnen een door hem te bepalen termijn die ten hoogste drie maanden bedraagt.

Herziening maatregel
Art. 18 lid 11 PW bepaalt dat het college op verzoek van de belanghebbende aan wie de maatregel is opgelegd, de verlaging herziet, zodra uit de houding en gedragingen van belanghebbende ondubbelzinnig is gebleken dat hij de verplichtingen, bedoeld in het vierde lid, nakomt. Het gaat hier om de zogeheten inkeerregeling.

Beleid herziening opgelegde maatregel
Het college hanteert het beleid, neergelegd in de Beleidsregels, dat op verzoek van de werkzoekende een op grond van art. 18 lid 2 PW opgelegde maatregel kan worden herzien zodra uit de houding en gedragingen van de werkzoekende ondubbelzinnig is gebleken dat hij de verplichtingen alsnog nakomt, tenzij deze is opgelegd in verband met zeer ernstig misdragen (agressie) dan wel tekortschietend besef van verantwoordelijkheid in de voorziening van het bestaan. Voor zowel ingediende verzoeken tot herziening op basis van art. 18 lid 3 PW als voor een verzoek om herziening op basis van art. 18 lid 11 PW, geldt dat het verzoek kan worden ingediend vanaf de datum van de beschikking waarmee de maatregel is opgelegd tot de einddatum van de looptijd van de maatregel.

Wat staat vast
Als eerste dat appellant het verzoek om het maatregelbesluit te heroverwegen niet tijdig heeft ingediend. Zijn betoog dat het college hem op de hoogte had moeten brengen van het beleid treft geen doel. Een verplichting als door appellant gesteld vindt geen steun in het recht. Het beleid is gepubliceerd en ook op de gemeentelijke website staat informatie over de mogelijkheid om een verzoek tot herziening van een maatregel in te dienen en wanneer een dergelijk verzoek moet worden gedaan.
Hoewel het college te kennen heeft gegeven dat de wettelijke grondslag van het bestreden besluit gehandhaafd blijft, staat ook vast dat aan het maatregelbesluit, waarvoor appellant het herzieningsverzoek doet, art. 18 lid 2 PW ten grondslag ligt. Gelet hierop legt het college aan de afwijzing van het verzoek van appellant om herziening van het maatregelbesluit ten onrechte art. 18 lid 11 PW ten grondslag. Een besluit op een verzoek om een opgelegde maatregel als bedoeld in art. 18 lid 2 PW, te heroverwegen, vindt zijn grondslag in art. 18 lid 3 PW.

Geen juiste wettelijke grondslag 
Het bestreden besluit berust dus niet op een juiste wettelijke grondslag. De rechtbank heeft dat niet onderkend. Dit geeft echter geen aanleiding om de aangevallen uitspraak te vernietigen. Het gebrek in het bestreden besluit kan worden gepasseerd met toepassing van art. 6:22 Awb, omdat aannemelijk is dat belanghebbende daardoor niet is benadeeld. Ook indien het gebrek zich niet zou hebben voorgedaan, zou een besluit met dezelfde uitkomst zijn genomen.

Tot slot
Appellant is met de twee procedures niet veel opgeschoten. Het college wel zou je kunnen zeggen omdat de uitkomsten van de twee bestreden besluiten overeind zijn gebleven. Maar daar is behoorlijk wat leergeld voor betaald; kostenveroordeling in CRVB:2018:4308 bedraagt € 1.503 en in CRVB:2020:3228 maar liefst € 2.100.

©Ingeborg Lunenburg opleiding + advies

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*

acht − 5 =