Centrale Raad: categoriale bijzondere bijstand terecht geweigerd?

Logo_rechtspraakEr doen zich niet vaak geschillen voor bij de Raad over categoriale bijzondere bijstand. Mijn oog viel dan ook op CRVB:2014:377.

Wat speelt er in deze zaak?
In deze zaak oordeelt de Raad over de vraag of het college de aanvraag op grond van de Beleidsregels aanvullende tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten terecht weigert.

Belanghebbende dient een aanvraag in op grond van de Beleidsregels aanvullende tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Beleidsregels) voor een tegemoetkoming in de wettelijke eigen bijdrage voor thuiszorg. Het college verzoekt hem per brief nadere informatie te verstrekken, in de vorm van, voor zover van belang, een kopie van de beschikking van het CIZ/CAK waaruit blijkt dat hij de wettelijke eigen bijdrage voor thuiszorg moet voldoen. Belanghebbende overlegt deze beschikking niet. Het college weigert de aanvraag en handhaaft dat besluit in bezwaar. Daaraan ligt ten grondslag dat belanghebbende niet aantoont dat hij de kosten van zijn aanvraag niet daadwerkelijk heeft gemaakt.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond en belanghebbende komt in hoger beroep. Hij voert aan dat het college op de hoogte is van zijn medische problematiek en op basis daarvan een aanvullende tegemoetkoming op grond van de Beleidsregels voor de verschuldigde wettelijke eigen bijdrage voor thuiszorg had moeten toekennen.

Het oordeel van de Raad
Het college maakt kenbaar dat het gaat om Beleidsregels over de verlening van categoriale bijzondere bijstand als bedoeld in artikel 35 lid 4 WWB. Op grond van artikel 2 onder 2.1 van de Beleidsregels verstrekt het college als aanvulling op een eventuele vergoeding op grond van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten, op aanvraag, aan chronisch zieken en gehandicapten met een laag inkomen een forfaitaire vergoeding ter bestrijding van de noodzakelijk te maken meerkosten die de ziekte of handicap met zich meebrengt. Artikel 3 onder 3.1 van de Beleidsregels bepaalt de forfaitaire vergoeding voor onder meer wettelijke eigen bijdrages.

Dat het college bekend is met de medische problematiek van belanghebbende doet er niet aan af dat het college moet kunnen beoordelen of de kosten waarvoor hij een aanvullende tegemoetkoming op grond van de Beleidsregels aanvraagt zich ook daadwerkelijk voordoen. Om die reden verzoekt het college belanghebbende om de CIZ/CAK-beschikking waaruit dat zou moeten blijken te overleggen. Vaststaat dat hij deze – voor de beoordeling van de aanvraag noodzakelijke – informatie niet verstrekt. Het college stelt zich dan ook terecht op het standpunt dat hij niet aannemelijk maakt dat hij de wettelijke eigen bijdrage voor thuiszorg moest voldoen. Gelet hierop is de aanvraag terecht en op goede gronden afgewezen.

Redactionele noot
Hoewel de bevoegdheid tot het verlenen van categoriale bijzondere bijstand op het einde loopt, toch een korte noot bij deze uitspraak.

Bij het vaststellen van de categoriale bijzondere bijstand (voor chronisch zieken en gehandicapten) moet het gaan om noodzakelijke kosten. Echter is – in tegenstelling tot de individuele bijzondere bijstand – niet vereist dat zich kosten voordoen, maar of aannemelijk is dat de doelgroep (meer)kosten heeft. Ook geldt – in tegenstelling tot de individuele bijzondere bijstand – geen bestedingsplicht. Geen bonnetjes overleggen en controleren dus.

De gemeente kan aan een tot die categorie behorende persoon bijzondere bijstand verlenen zonder dat hoeft te worden nagegaan of ten aanzien van die persoon de betreffende kosten ook daadwerkelijk noodzakelijk zijn of gemaakt zijn (TK 2003/04, 29 420, nr. 6, p. 2).

Voor het bepalen van de doelgroep chronisch zieken en gehandicapten, kan het college in beleidsregels bepalen dat daarvoor bijvoorbeeld een indicatiebesluit thuiszorg van het CIZ moet wordt overlegd. De verzekerde met een dergelijk besluit is een eigen bijdrage verschuldigd welke wordt opgelegd door het CAK. Dat zijn dan de aannemelijke meerkosten. Het bestreden besluit van het college is gebaseerd op de grond dat belanghebbende niet aantoont dat hij de kosten van zijn aanvraag niet daadwerkelijk heeft gemaakt. Dat is onjuist nu het daadwerkelijk maken van kosten bij categoriale bijzondere bijstand niet is vereist. Dit is niet in geschil gebracht.

Overigens klopt de uitkomst van de uitspraak ook wel omdat belanghebbende de gevraagde beschikking niet overlegt. Daarmee kan immers niet worden vastgesteld of hij tot de doelgroep behoort. Maar ik vraag me af of de Raad niet een ten overvloede regel had kunnen wijden aan het feit dat bij categoriale bijzondere bijstand niet mag worden beoordeeld of de kosten ook daadwerkelijk zijn gemaakt.

Ik meen dat de (toepassing van) betreffende beleidsregels niet zijn aan te merken als categoriale bijzondere bijstand als bedoeld in artikel 35 lid 4 WWB. De Rechtbank   oordeelt ook als zodanig over het beleid in kwestie. Zie de uitspraken RBAMS:2010:BN2674RBAMS:2012:BX3339 en RBAMS:2011:BT2395. Misschien wordt deze kwestie nog eens in geschil gebracht bij de Raad.

©Ingeborg Lunenburg opleiding + advies

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*

een × vier =