Rechtbank: uitsluitingsgrond studeren onvoldoende gemotiveerd

Deze blogpost is deel 3 van 9 in de serie Scholingsplicht jongeren

Logo_rechtspraakDe meervoudige kamer van de Rechtbank Rotterdam oordeelt in deze zaak over de vraag of het college de bijstandsuitkering van belanghebbende terecht heeft beëindigd (RBROT:2014:250).

Er komen steeds meer uitspraken van rechtbanken over toepassing van de uitsluitingsgrond neergelegd in artikel 13 lid 2 aanhef en onder c WWB (zie bijvoorbeeld RBNHO:2013:11877 en RBDHA:2013:14962). De geïnteresseerde lezer wijs ik op een eerder blog over dit onderwerp. Ik zie inmiddels wel uit naar uitspraken van de Centrale Raad over toepassing van de hier bedoelde uitsluitingsgrond.

De situatie
Belanghebbende (26 jaar) ontving vanaf 11 juni 2009 een bijstandsuitkering en heeft met behoud van zijn uitkering een Mbo/Bbl opleiding Detailhandel gevolgd. Deze opleiding is in 2012 met een diploma (Mbo3-niveau) afgerond. Op 1 september 2012 dient hij een inschrijfverzoek voor de opleiding International Business and Languages bij de Hogeschool  en geeft aan per 1 oktober 2012 met de opleiding te willen starten. Op 26 september 2012 dient hij een aanvraag om studiefinanciering in voor deze studie. Het college beëindigt de bijstandsuitkering per 1 oktober 2012. Op 16 november 2012 trekt belanghebbende zijn inschrijfverzoek van 1 september 2012 in en informeert hij de dienst Uitvoering Onderwijs over het beëindigen van zijn studie met ingang van 1 oktober 2012. Op 19 november 2012 meldt belanghebbende zich voor bijstand, waarna hij de aanvraag indient.

Weigering aanvraag
Het college weigert de aanvraag en handhaaft dat besluit in bezwaar onder verwijzing van het advies van de commissie bezwaarschriften. De commissie overweegt daarbij dat, gelet op artikel 13 lid 2 aanhef en onder c WWB de aanvraag terecht is geweigerd. Omdat belanghebbende jonger is dan 27 jaar en een studie kan volgen waarvoor hij aanspraak kan maken op studiefinanciering. Belanghebbende beschikt over een startkwalificatie. Hij is een studie gaan volgen om zijn kansen op de arbeidsmarkt te vergroten, maar heeft die studie na vijf weken afgebroken waardoor hij zijn mogelijkheden binnen het reguliere onderwijs niet heeft benut.

Het oordeel van de rechtbank
Op grond van artikel 13 lid 2 aanhef en onder c WWB heeft geen recht op algemene bijstand degene die jonger is dan 27 jaar en uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs kan volgen en:

  • 1°. in verband daarmee aanspraak heeft op studiefinanciering op grond van de Wet op de studiefinanciering 2000, dan wel
  • 2°. in verband daarmee geen aanspraak heeft op studiefinanciering en dit onderwijs niet volgt.

In de MvT bij de Wijziging van de WWB en samenvoeging van die wet met de WIJ gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden (32 815, nr. 3) wordt onder de rubriek ‘Algemeen’ onder meer ingegaan op de gezamenlijke aanpak van (voortijdige) schoolverlaters en jeugdige werklozen en de aanscherping van de voorwaarden en sancties voor jongeren. Voor zover hier van belang wordt daarin het volgende vermeld:

“Het kabinet streeft naar een gezamenlijke aanpak voor (voortijdig) schoolverlaters en jeugdige werklozen. De aanscherping van de WWB richt zich allereerst op de toegang tot de bijstand. Met de introductie van de Wet investeren in jongeren (WIJ) is het accent voor jongeren verlegd naar werken of leren, met als afgeleide de inkomensvoorziening. De regering onderschrijft het uitgangspunt van de WIJ, maar is van mening dat de huidige systematiek ruimte laat voor een afwachtende en vrijblijvende houding van jongeren. De WIJ legt gemeenten de plicht op om iedere jongere onder de 27 jaar aan te spreken op de eigen verantwoordelijkheid zelf werk te zoeken. De regering gaat op die weg verder en scherpt de wetgeving aan.
De nadruk op de eigen verantwoordelijkheid wordt in de wet verankerd doordat de jongere, die zich bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) meldt met de intentie om een aanvraag in te dienen, verplicht wordt eerst zèlf vier weken naar werk te zoeken, alvorens aanspraak op ondersteuning kan ontstaan. Daarbij zal de jongere nadrukkelijk eerst ook de mogelijkheden van reguliere scholing moeten onderzoeken. Na vier weken kan de jongere een aanvraag indienen en moet het college van burgemeester en wethouders (verder: het college) toetsen of de jongere aantoonbare inspanningen heeft gepleegd om werk te vinden of terug te keren naar school. Als blijkt dat dit niet het geval is, heeft dat consequenties voor de uitkering. Als de jongere kan terugkeren naar school of als blijkt dat de jongere geen inspanningen heeft gepleegd en onwillig blijft om aan het werk te gaan, is er geen recht op uitkering. Hiermee onderstreept de regering dat stilzitten geen optie is.
(…)
De regering onderschrijft het uitgangspunt van de WIJ, maar is van mening dat de huidige systematiek de eigen verantwoordelijkheid om zèlf werk te zoeken of een opleiding te volgen te veel ondermijnt. Opleiding en werk kunnen alleen een succes worden met eigen inzet en initiatief. Meer dan in de huidige wet dient de eigen verantwoordelijkheid van de jongere voorop te staan. Zij wil daarom dat alle jongeren die zich bij het loket melden worden aangesproken op de mogelijkheden om naar school of aan het werk te gaan en hen te sanctioneren als daarvoor onvoldoende aantoonbare inspanningen worden gepleegd. De colleges worden daarom verplicht met alle jongeren het gesprek aan te gaan, afspraken te maken en hen te begeleiden. Waar nodig kunnen colleges daarbij ondersteuning bieden. Uiteindelijk is beoogd dat jongeren in beginsel niet uitkeringsafhankelijk worden. Zij moeten werken of leren. De regering wil de eigen verantwoordelijkheid veel duidelijker verankeren in de wetgeving. De regering scherpt de wetgeving daarom aan.
(…)
Samenwerking tussen gemeenten, het onderwijs en de lokale hulpverlening bij deze groep jongeren is van belang om zoveel mogelijk jongeren daadwerkelijk naar school of aan het werk te krijgen. Het college dient ondersteuning en uitkering zonder meer te weigeren, als er voor die persoon nog mogelijkheden binnen het reguliere onderwijs zijn die betrokkene onvoldoende heeft benut. IJkpunt hierbij kan zijn of die persoon een startkwalificatie (diploma op HAVO-, VWO- of MBO2-niveau) heeft. Het college wijst hem op de mogelijkheden die er voor hem nog binnen het regulier onderwijs zijn. Een goede samenwerking tussen gemeentelijke diensten en onderwijsinstellingen op lokaal en regionaal niveau is hierbij van belang.”

Bij artikel 13 lid 2 WWB en voor zover hier van belang, wordt in de MvT verder het volgende vermeld:

“In het nieuwe onderdeel c wordt geregeld dat de jongere geen aanspraak op algemene bijstand heeft indien hij (nog) uit ’s Rijks schatkist bekostigd onderwijs kan volgen (zie ook de aanpassing van artikel 7, derde lid). Dit overigens onder de voorwaarde dat de jongere – in geval hij dat onderwijs zou gaan volgen – dan in aanmerking zou komen voor studiefinanciering op grond van de Wet op de studiefinanciering 2000. Er is geen reden om hem voor algemene bijstand in aanmerking te laten komen indien de mogelijkheid van het volgen van dergelijk onderwijs met studiefinanciering openstaat. Studiefinanciering wordt voor hem immers als een passende en toereikende voorliggende voorziening aangemerkt.”

Op eigen initiatief
Vaststaat dat belanghebbende zelf het initiatief heeft genomen om per 1 oktober 2012 een (vervolg)studie te volgen, waarna het college zijn bijstandsuitkering heeft beëindigd. Belanghebbende voldeed zo bezien aan de bedoelingen die het kabinet voor ogen heeft gehad bij de aanscherping van (onder andere) de WWB. Niet in geschil is verder dat hij kort na zijn inschrijving gestopt is met de betreffende Hbo-opleiding en al dan niet op eigen verzoek is uitgeschreven als student aan de Hogeschool. In zijn bezwaarschrift voert hij aan slechts enkele lessen te hebben gevolgd van de Hbo-opleiding, dat hij geen studiefinanciering heeft ontvangen en dat hij met de opleiding heeft moeten stoppen omdat hij geen geld had om de studie te betalen. In beroep voegt hij daaraan toe dat hij de betreffende studie moest staken omdat hij niet voldeed aan de toelatingsvoorwaarden: hij beschikte slechts over een diploma op Mbo3-niveau, waarmee doorstroom naar een Hbo-opleiding niet mogelijk is. Hij had destijds goede hoop kort na aanvang van de Hbo-opleiding alsnog een diploma op Mbo4-niveau te halen, maar is daarin niet geslaagd.

Niet betwist
In het verweerschrift alsmede ter zitting betwist het college niet dat belanghebbende met zijn opleiding op Mbo3-niveau de betreffende Hbo-opleiding niet had kunnen volgen. De rechtbank neemt dan ook aan dat als belanghebbende zich niet zelf had laten uitschrijven, de Hogeschool dat had gedaan en zelfs had moeten doen. De rechtbank kan zich dan ook niet scharen achter het standpunt van het college dat belanghebbende, door de Hbo-opleiding na vijf weken af te breken, zijn mogelijkheden binnen het reguliere onderwijs niet heeft benut.

Standpunt in beroep
Het college neemt in beroep pas het standpunt in dat belanghebbende zich had moeten inschrijven voor een opleiding op Mbo4-niveau. En dat ligt niet ten grondslag aan het bestreden besluit. Voor zover het college hiermee wil te betogen dat belanghebbende de mogelijkheden binnen het reguliere onderwijs onvoldoende heeft benut en dat de bijstandsuitkering hem dus terecht is geweigerd, kan de rechtbank het college niet zonder volgen. Daarvoor is de derde geciteerde passage uit de MvT van belang dat belanghebbende met zijn diploma op Mbo3-niveau ten tijde van de aanvraag om bijstand al beschikte over een startkwalificatie. Daarnaast is van belang dat hij tot 1 oktober 2012 een bijstandsuitkering ontving en het college tot die tijd kennelijk geen aanleiding heeft gezien om hem te wijzen op de mogelijkheden die er – na het behalen van zijn Mbo-diploma – verder voor hem zijn binnen het reguliere onderwijs en op een eventuele verplichting die mogelijkheden te benutten. Overigens is ter zitting niet geheel duidelijk geworden waarom belanghebbende uiteindelijk niet het laatste praktijkexamen heeft kunnen afleggen, waardoor hij geen diploma op Mbo4-niveau heeft behaald.

Niet zorgvuldig voorbereid
Gelet op het vorenstaande oordeelt de rechtbank dat het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid en dat onvoldoende is gemotiveerd waarom de uitsluitingsgrond van artikel 13 lid 2 aanhef en onder c WWB op belanghebbende van toepassing is. Volgens de rechtbank leent dit geschil zich niet voor een finale geschillenbeslechting. Het college zal nog moeten te bezien of artikel 13 lid 2 aanhef en onder c WWB aan belanghebbende kan worden tegengeworpen. Daartoe is nader onderzoek en mogelijk overleg tussen het college en belanghebbende vereist. De rechtbank wijst op het gestelde in de tweede geciteerde passage van de MvT. Daarin staat dat de colleges van burgemeester en wethouders verplicht worden met alle jongeren het gesprek aan te gaan, afspraken te maken en hen te begeleiden. Het college zal daarom een nieuw besluit moeten nemen, met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat het college een nieuwe beslissing op het bezwaar neemt, met inachtneming van deze uitspraak.

Redactionele noot
De rechtbank heeft veel woorden nodig om te oordelen dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid. Dit gelet op andere uitspraken over toepassing van deze uitsluitingsgrond. De rechtbank had volgens mij kunnen volstaan met de constatering in r.o. 2 dat het college geen gemotiveerd antwoord geeft op de primaire vraag: kan het stoppen met de Hbo-opleiding belanghebbende worden tegengeworpen. Het antwoord op die vraag is – zo blijkt – niet zo moeilijk omdat belanghebbende niet de juiste vooropleiding heeft om te worden toegelaten. Dus komt de vraag voor te liggen of van belanghebbende kan worden gevergd de juiste vooropleiding of een andere opleiding te gaan volgen die uit Rijks kas wordt bekostigd. In deze zaak is het antwoord op de vraag open gebleven waarom belanghebbende zijn praktijkexamen niet heeft gehaald. Daarmee was de juiste vooropleiding behaald voor de betreffende Hbo-opleiding.

In het antwoord op de opgeworpen vraag moet ook besloten liggen dat het volgen van dat onderwijs de kansen op de arbeidsmarkt vergroot. Is dat onderwijs

  • gericht op het behalen van een startkwalificatie; en
  • belanghebbende beschikt over de capaciteiten daartoe; en
  • zijn er geen zwaarwegende redenen daar niet toe over te gaan,

dan is het snel klaar. Beschikt belanghebbende wel over een startkwalificatie – zoals hier het geval was – moet het volgen van onderwijs de arbeidskansen vergroten.

In r.o. 5.3. lijkt de rechtbank het college nog tegen te werpen tot 1 oktober 2012 geen actie te hebben ondernomen omdat belanghebbende tot die datum een bijstandsuitkering ontving. Ook na het behalen van zijn Mbo-diploma is het college niet tot actie overgegaan, volgens de rechtbank. Dat vraag ik me eigenlijk af. Belanghebbende volgde namelijk een Bbl-opleiding. Dat is weliswaar uit Rijks kas bekostigd onderwijs maar geeft geen aanspraak op studiefinanciering. De student werkt vier dagen en gaat een dag in week naar school. Dit impliceert dat er een arbeidscontract is maar dat is niet in alle gevallen zo.  Ik neem dan ook aan dat het een – door het opleidingsinstituut goedgekeurde – stageplek is geweest. Gelet op de leeftijd van belanghebbende (26 jaar) ligt het verder voor de hand dat hij niet was toegelaten tot het volgen van dagonderwijs (Bol), welke wel aanspraak op studiefinanciering geeft.

Het college heeft in ieder geval een flinke onderzoeksopdracht meegekregen van de rechtbank. In voorkomende gevallen moet de bestuursrechter dan ook beoordelen of het college daaraan heeft voldaan. Ik verwacht eigenlijk dat het college het er bij laat zitten. Ook omdat uit de uitspraak blijkt dat belanghebbende op 27 april de leeftijd van 27 jaar bereikt en dan geldt de uitsluitingsgrond niet meer. Dit wil overigens niet zeggen dat er geen onderwijs met recht op studiefinanciering kan worden gevolgd. Is belanghebbende toch gestart met onderwijs en stopt hij nadat hij 27 jaar is zou hem tekortschietend besef van verantwoordelijkheid verweten kunnen worden.

©Ingeborg Lunenburg opleiding + advies

2 Replies to “Rechtbank: uitsluitingsgrond studeren onvoldoende gemotiveerd”

  1. Pingback: Rechtbank Noord-Holland: uitsluitingsgrond jongere, voorlopige voorziening | Ingeborg Lunenburg Opleiding + Advies

  2. Pingback: Centrale Raad tussenuitspraak scholingsplicht jongere | Ingeborg Lunenburg Opleiding + Advies

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*

een × een =