Verplichte arbeidsinschakeling en tegenprestatie naar vermogen

origineel Monopoly WWB-werkSinds vorig jaar heb ik regelmatig training gegeven over het handhaven van arbeidsverplichtingen. Dat was dan ook aanleiding om de tweedaagse training Handhaven doelmatigheid van bijstand verder te ontwikkelen ook voor open inschrijving.

Tijdens de training komen alle aspecten van de arbeidsinschakeling aan bod en het schenden van de verplichtingen in verband daarmee. Er wordt onder meer gewerkt met stellingen en casuïstiek die mede zijn gebaseerd op jurisprudentie. Daarnaast komt de structuur voor het nemen van het afstemmingsbesluit uitgebreid aan bod.

Hierna wat basisinformatie waarop de training is gebaseerd en tot slot nog iets uit het wetsvoorstel Verzamelwet SZW 2013 in dat kader.

Werk beste oplossing voor armoede
Elke regering betoogt dat gaan werken (of meer gaan werken) de beste remedie tegen armoede is.

Aan het recht op bijstand is dan ook de verplichte arbeidsinschakeling verbonden. Daaronder wordt het verrichten van algemeen geaccepteerde arbeid verstaan, zonder dat gebruik wordt gemaakt van een voorziening. Re-integratie is het geheel van activiteiten dat leidt tot arbeidsinschakeling. Artikel 9 lid 1 WWB volstaat met een algemene omschrijving van de plicht tot arbeidsinschakeling. Achtergrond hiervan is dat het uitgangspunt van de WWB een op maat toegesneden benadering moet zijn. De concrete invulling van de arbeidsinschakeling wordt door het college zoveel mogelijk afgestemd op het individu waarbij rekening wordt gehouden met de omstandigheden, de gezondheid en de belastbaarheid van de aanvrager. Het is van belang de verplichtingen in de beschikking nader te specificeren.

Verplichte arbeidsinschakeling
De verplichte arbeidsinschakeling bestaat uit twee onderdelen:

  1. De arbeidsplicht: de plicht om naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en te aanvaarden en de plicht om zich als werkzoekende te registreren bij het UWV (art. 9 lid 1 onderdeel a WWB).
  2. De re-integratieplicht: de plicht gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening waaronder begrepen sociale activering gericht op arbeidsinschakeling, alsmede de plicht om mee te werken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling (art. 9 lid 1 onderdeel b WWB).

Uit de jurisprudentie volgt als er sprake is van een besluit belanghebbende daartegen (lees ook de gevolgen) kan opkomen. Wat van een belanghebbende op basis zijn fysieke en/of geestelijke belastbaarheid kan worden gevergd zal doorgaans moeten blijken uit een medisch advies (CRvB 15-05-2012, BW6525 WWB). Verder moet het geheel aan arbeidsinschakeling gericht zijn op het uiteindelijk verkrijgen van de reguliere arbeid. Voor zover dat niet (meer) mogelijk is kan het college geen verplichtingen opleggen en daar aldus consequenties aan verbinden aan deze niet of onvoldoende worden nagekomen (CRvB 24-04-2012, BW4400 WWB). Naast artikel 9 WWB kan het college op grond van artikel 55 WWB nadere verplichtingen aan de bijstand verbinden. Zo kan belanghebbende worden verplicht zich uit te laten schrijven bij de Kamer van Koophandel (CRvB 18-09-2012, BX8446 WWB). Onder omstandigheden kan een belanghebbende ook worden verplicht zijn zelfstandige activiteiten uit eigen bedrijf te stoppen (CRvB 18-12-2012, BY6616 WWB).

Tegenprestatie naar vermogen
Sinds 1 januari 2012 is het college is bevoegd belanghebbende te verplichten naar vermogen een tegenprestatie te verrichten (art. 9 lid 1 onderdeel c WWB). Deze verplichting geldt voor personen vanaf 18 jaar en degene die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt vanaf de datum melding als bedoeld in artikel 44 lid 2 WWB. Deze verplichting houdt geen verband met de arbeidsinschakeling. De plicht tot tegenprestatie kenmerkt zich door een aantal aspecten:

  • het is niet direct gericht op toeleiding tot de arbeidsmarkt en is niet bedoeld als re-integratieinstrument;
  • het mag niet in de weg staan aan acceptatie van algemeen geaccepteerde arbeid of aan de re-integratie gericht op arbeidsinschakeling;
  • de duur en omvang van de werkzaamheden moeten beperkt zijn; en
  • het gaat om ‘additionele onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden’.

Bij mijn weten is de eerste (niet verrassende) uitspraak over tegenprestatie naar vermogen gedaan. In Rechtbank Breda 25-02-1013, BZ5171 WWB oordeelt de rechtbank dat een aanbod om 32 uur per week als algemeen medewerker te worden aangesteld niet als tegenprestatie naar vermogen kan worden aangemerkt.

Afwijkende regels voor jongeren tot 27 jaar
Artikel 41 lid 5 WWB bepaalt de informatieplicht voor jongeren tijdens de aanvraag. Deze plicht gaat over de vraag in hoeverre het reguliere onderwijs nog mogelijkheden voor de jongere biedt of zou kunnen bieden. Bij de aanvraag moet de jongere documenten verstrekken die het college kunnen helpen bij de beoordeling van de vraag of het volgen van een uit ’s Rijks kas bekostigde opleiding mogelijk is. Voorbeelden zijn behaalde diploma’s of certificaten, een verklaring van een functionaris van de regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten en een bindend studieadvies dat door een onderwijsinstelling is verstrekt (TK 2010/11, 32 815, nr. 7, p. 3).

Sinds 1 juli 2012 is artikel 13 lid 2 onderdeel c WWB in werking getreden. Dat artikel bepaalt een uitsluitingsgrond voor het recht op bijstand voor jongeren als zij regulier onderwijs volgen of kunnen volgen.

Schenden verplichtingen
Komt de belanghebbende de plicht tot arbeidsinschakeling of de plicht tot tegenprestatie niet of onvoldoende na, dan moet het college de bijstand – in beginsel – verlagen onder toepassing van de afstemmingverordening (art. 18 lid 2 WWB). Er is bijzonder veel jurisprudentie beschikbaar over besluiten waarbij de bijstand wordt afgestemd.

Soms sneuvelen besluiten omdat ze onzorgvuldig zijn voorbereid of niet op een juiste grondslag berusten (zie bijvoorbeeld CRvB 28-08-2012, BX6196 WWB). Een maatregel gedurende 7 maanden ter hoogte van 100% wegens herhaalde volharding van het weigeren van aangeboden voorzieningen kan onder omstandigheden door de beugel (CRvB 03-07-2012, BX0486 WWB).

Regeerakkoord Rutte II
Het huidige kabinet kondigt aan dat een (nog) strenger regime gaat gelden voor degene die verplichtingen rondom diens re-integratie niet of onvoldoende nakomt. Voorbeelden zijn:

  • Uniformering bij wet van de schending arbeidsverplichtingen qua duur en hoogte sancties. Dit betreft dus een centralisatie van normen bij het opleggen van de maatregel die thans nog bij afstemmingsverordening zijn geregeld.
  • Bij het niet nakomen van de sollicitatieplicht wordt de WWB uitkering gestopt voor drie maanden en alleen voortgezet op verzoek van de belanghebbende. Thans is het college verplicht om een maatregel te heroverwegen binnen een door hem te bepalen termijn die ten hoogste drie maanden bedraagt (art. 18 lid 3 WWB).

Ik ben benieuwd hoe dit wordt vertaald in wetgeving. Het wetsvoorstel zal in ieder geval ook moeten voorzien in de gevolgen als belanghebbende geen verzoek om voortzetting doet en binnen welke termijn dat verzoek dan moet worden gedaan.

Opschorten recht op bijstand
Volgens vaste jurisprudentie is het college alleen bevoegd het recht op bijstand op te schorten vanwege het schenden van de inlichtingenplicht op grond van artikel 17 lid 1 WWB waarbij de belanghebbende in de gelegenheid wordt gesteld zijn verzuim binnen een geboden termijn te herstellen (CRvB 12-01-2010, BK9124 WWB). Het niet meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden van de arbeidsinschakeling geeft geen aanleiding het recht op bijstand op te schorten (CRvB 05-01-2010, BL0358 WWB). Een oproep te verschijnen om belanghebbende actief naar werk te kunnen begeleiden, moet worden aangemerkt als het oproepen in het kader van een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling. Het geen gehoor geven aan deze oproep kan niet worden aangemerkt als het verlenen van onvoldoende medewerking in de zin van artikel 54 lid 1 WWB en het niet herstellen van een verzuim zoals bedoeld in artikel 54 lid 4 WWB (CRvB 06-09-2011, BS8915 WWB). Ook voor het opschorten en bij gevolg intrekken van het recht op bijstand bestaat geen bevoegdheid als belanghebbende zijn verplichtingen in het kader van de arbeidsinschakeling niet nakomt omdat in dat geval de weg van de verlaging van de bijstand moet worden gevolgd (CRvB 30-06-2009, BJ1769 WWB).

Wetsvoorstel Verzamelwet SZW 2013
De tweede Nota van Wijziging van de Invoeringswet Wet werken naar Vermogen is nagenoeg overgenomen in het Wetsvoorstel Verzamelwet SZW 2013.

Onderdeel A (artikel 17, tweede lid)

De WWB biedt de gemeente de mogelijkheid om een persoon die niet voldoet aan de inlichtingenplicht een termijn te stellen waarbinnen de inlichtingen alsnog moeten worden verstrekt. Tijdens die termijn kan het recht op bijstand worden opgeschort en als de inlichtingen niet binnen de gestelde termijn zijn verstrekt, kan het recht op bijstand worden ingetrokken vanaf het moment dat de termijn gesteld is (artikel 17, juncto artikel 54 van de WWB). Anders dan de toenmalige regering beoogde (TK 2002/03, 28 870, nr. 3, p. 47 en TK 2002/03, 28 870, nr. 13, p. 168), en ook de huidige regering beoogt, ontbreekt deze mogelijkheid blijkens de jurisprudentie. Volgens de Centrale Raad van Beroep valt onder dit anderszins onvoldoende medewerking verlenen als bedoeld in artikel 54, eerste lid, niet:

– het niet meewerken aan een oproep om op een bepaalde plaats en tijd te verschijnen in verband met het aanbieden van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling; of
– het niet meewerken aan een onderzoek naar de voortgang van een aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling (CRvB 14-08-2008, BE2717 WWB). Dit omdat deze verplichtingen niet uit artikel 17, tweede lid (medewerkingsplicht in relatie tot de informatieverplichting) voort zouden vloeien en aan anderszins onvoldoende medewerking verlenen geen ruimere strekking toekomt dan de in artikel 17, tweede lid, neergelegde medewerkingverplichting (CRvB 30-01-2007, AZ8403 WWB).”

“Om deze reden wordt voorgesteld om in artikel 17, tweede lid, te verduidelijken dat het meewerken aan de genoemde activiteiten wel onder de medewerkingplicht vallen en dus ook onder de reikwijdte van artikel 54, eerste lid, vallen. Wellicht ten overvloede wordt gemeld dat deze verplichtingen geen overlap vertonen met de in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, opgenomen verplichting om mee te werken aan een onderzoek naar zijn mogelijkheden tot arbeidsinschakeling. Dit omdat bij de in artikel 9, eerste lid, onder b, opgenomen medewerkingsverplichtingen het recht op bijstand (mede in relatie tot het voldoen aan de arbeidsverplichting en het opstellen van het plan van aanpak) vast staat.”

“Bij het niet nakomen van die verplichtingen is het bepaalde in artikel 18, tweede lid, van de WWB van toepassing. Bij het niet nakomen van de in artikel 17, tweede lid, geëxpliciteerde medewerkingsverplichting staat het recht op bijstand niet vast. Door geen gevolg te geven aan een oproep maakt betrokkene het immers voor het college onmogelijk om zijn recht op bijstand in relatie met de arbeidsverplichting dan wel het plan van aanpak vast te stellen.”

Gemeenten blij met een dooie mus?
Ik moet helaas vaststellen dat met de het voorgestelde artikel 17 lid 2 WWB geen duidelijkheid wordt verschaft over de mogelijkheid het recht op bijstand op te schorten en bij gevolg van het niet tijdig herstellen van het verzuim dat recht in te trekken. In de situaties die staan beschreven staat het recht op bijstand wel al vast en kan dan ook niet leiden tot de bevoegdheid om dat recht op te schorten. Voor zover er ook onduidelijkheid bestaat over het recht op bijstand heeft het college te alle tijde de bevoegdheid om het recht op bijstand op te schorten en voegt het voorgestelde artikel 17 lid 2 WWB niets toe!

©Ingeborg Lunenburg opleiding + advies

One Reply to “Verplichte arbeidsinschakeling en tegenprestatie naar vermogen”

  1. Pingback: Rechtbank Gelderland: medewerking verlenen oproep arbeidsinschakeling | Ingeborg Lunenburg Opleiding + Advies

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*

zestien − dertien =