Participatiewet

Ingeborg Lunenburg opleiding + advies biedt incompany scholing over de Participatiewet. Onze scholing heeft een sterk juridisch karakter met veel oog voor de praktijk van de uitvoering, beleid en bezwaar & beroep.

Actueel en praktijkgericht
Door casuïstiek (op maat), met actualiteiten en de laatste jurisprudentie. Rechtmatigheid en doelmatigheid kan gesplitst worden verzorgd. De inhoud van de scholing stemmen we ook af op het gemeentelijk beleid. Iets gezien bij het aanbod voor open inschrijving? Dat kan in het algemeen ook incompany worden verzorgd.

Inhoud open inschrijving
Van elke scholing is een beschrijving beschikbaar. Mocht de scholing (nog) niet zijn gepland, bekijk dan de inhoud van de scholing via onderstaande links.

  • Studiedag Participatiewet: eisen aan de bewijzen (klik voor informatie)
  • Webinar inlichtingenplicht en medewerking verlenen (binnenkort beschikbaar)
  • Webinar Middelen (binnenkort beschikbaar)
  • Masterclass bijzondere bijstand (klik voor informatie)

Voor wie

  • Medewerkers Sociaal Team
  • Medewerkers Vraagwijzer
  • Inkomensconsulenten
  • Werkconsulenten
  • Cliëntondersteuners
  • Participatieraad (cliëntenraad)
  • Kwaliteitsmedewerkers
  • Beleidsmedewerkers
  • Medewerkers bezwaar & beroep
  • Secretarissen en leden van de bezwaarschriftencommissie

Onderwerpen

  1. Rechtmatigheid (algemene bijstand)
  2. Doelmatigheid (arbeidsinschakeling)
  3. Bijzondere bijstand en individuele inkomenstoeslag
  4. Uitvoering Participatiewet

1. Rechtmatigheid (bijstand)
Het overzicht van onderwerpen pretendeert niet volledig te zijn, het geeft slechts een indruk van de mogelijkheden.

  • Personenkring en uitsluitingsgronden
  • Leefvormen
  • Kostendelersnorm
  • Middelenbegrip
  • De aanvraag
  • Reikwijdte inlichtingenplicht en plicht tot medewerking verlenen
  • Bewijslastverdeling (eisen aan de bewijzen)
  • Gevolgen schending inlichtingenplicht of medewerking verlenen
  • Onderzoeksbevoegdheden van het college (bijv. huisbezoek)
  • Terugvorderen kosten bijstand (discretionaire bevoegdheid)
  • Bestuurlijke boete
  • Actualiteiten
  • Casuïstiek
  • Wensen van de deelnemers

2. Doelmatigheid (arbeidsinschakeling)
Het overzicht van onderwerpen pretendeert niet volledig te zijn, het geeft slechts een indruk van de mogelijkheden.

  • Doelgroep en aanspraak op ondersteuning bij de arbeidsinschakeling
  • Arbeidsinschakeling en aanbod voorziening (reikwijdte)
  • Reguliere verplichtingen, nadere verplichtingen en geharmoniseerde verplichtingen
  • Soorten voorzieningen
  • Voorwaarden aanbod voorziening of sociale activering
  • Scholingsplicht jongeren
  • Ontheffen van verplichtingen
  • Vrijlating van inkomsten uit arbeid
  • Afstemmen bijstand bij wijze van maatregel
  • Actualiteiten
  • Casuïstiek
  • Wensen van de deelnemers

3. Bijzondere bijstand en individuele inkomenstoeslag
In Nederland kennen we verschillende inkomensafhankelijke regelingen die zijn gericht op specifieke doelen zoals: wonen, zorg en kinderopvang. Het voeren van generiek inkomensbeleid is in beginsel voorbehouden aan de Rijksoverheid. De Participatiewet schept een wettelijk ingekaderde bevoegdheid voor gemeenten om aanvullende inkomensondersteuning te bieden. De bevoegdheid is beperkt tot het verlenen van: individuele bijzondere bijstand, categoriale bijzondere bijstand (energietoeslag en collectieve aanvullende zorgverzekering) en individuele inkomenstoeslag.

Armoedebestrijding
In 1995 is armoedebestrijding op de politieke agenda gezet door het rapport ‘De andere kant van Nederland‘. Sindsdien is veel geschreven en onderzoek gedaan naar oorzaken van schulden, armoede en sociale uitsluiting. Armoede- en schuldenproblematiek is actueler dan ooit! Zie verder ook de Masterclass Bijzondere bijstand.

Op maat
De onderwerpen voor scholing over bijzondere bijstand en individuele inkomenstoeslag worden op maat samengesteld.

4. Uitvoering Participatiewet
Nog een paar onderwerpen die horen bij de uitvoering van deze wet:

  1. de algemene voorwaarden
  2. de beginselen
  3. de inlichtingenplicht en plicht tot medewerking verlenen, en
  4. de menselijke maat

1. Algemene voorwaarden
De algemene voorwaarden voor het recht op bijstand staan in art. 11 tot en met 16 PW. Kort gezegd. De aanvrager moet Nederlander zijn (of daarmee gelijkgesteld), in Nederland verblijven en in zodanige omstandigheden verkeren of dreigen te geraken dat men niet over middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te kunnen voorzien.

2. Beginselen
In de Participatiewet gelden, net als in de rechtsvoorgangers van die wet, een aantal belangrijke beginselen:

  1. het complementariteitbeginsel (art. 9 lid 1, 13 lid 2 onder c en d en 31 PW)
  2. het actualiteitenbeginsel (art. 44 PW)
  3. het territorialiteitsbeginsel (art. 13 lid 1 onder e PW)
  4. het individualiseringsbeginsel (art. 18 PW)

Hieronder worden de beginselen kort toegelicht.

a. Complementariteitsbeginsel
Aan het recht op bijstand zijn verplichtingen verbonden die gelden voor elke aanvrager en ontvanger van bijstand en sommige zijn zelfs geharmoniseerd. Bijstandsgerechtigden die kunnen werken, al dan niet met hulp van een voorziening, behoren dat te doen. Ook als het om deeltijdwerk gaat. Voor jongeren gelden strengere regels (uitsluitingsgronden) die zijn overgenomen uit de Wet investeren in jongeren (WIJ) die voor deze doelgroep tot 01-01-2012 van kracht was. Het complementariteitsbeginsel heeft tot slot betrekking op een ruime uitleg van het middelenbegrip. De bijstand is ter aanvulling op middelen waarover wordt beschikt of redelijkerwijs kan worden beschikt. Vooronderstellingen spelen hierbij een belangrijke rol (bijv. CRVB:2019:1076, CRVB:2022:1025).

b. Actualiteitenbeginsel
De hoofdregel is dat geen bijstand wordt verleend tegen een eerdere datum dan de melding, tenzij bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen. Daar is zelden sprake van (bijv. CRVB:2017:2430, CRVB:2017:1924).

c. Territorialiteitsbeginsel
Het territorialiteitsbeginsel brengt mee dat geen recht bestaat op bijstand voor personen die buiten Nederland verblijven of wonen (bijv. CRVB:2018:354). In art. 13 lid 1 onder e en lid 4 PW is bepaald wie gedurende welke periode buiten Nederland mag verblijven met behoud van uitkering. Vertrek naar en terugkomst uit het buitenland moet gemeld worden bij het college. Voor de bijzondere bijstand geldt dit beginsel voor kosten die buiten Nederland zijn opgekomen en/of niet aan Nederland zijn gebonden (bijv. CRVB:2018:3780). Alleen onder toepassing van art. 16 PW kan bijstand worden verleend als zich zeer dringende redenen voordoen (bijv. CRVB:2008:BD8765).

d. Individualiseringsbeginsel
Afstemmen van de bijstand op omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende is een gebonden bevoegdheid (art. 18 lid 1 PW). Het kan gaan om zowel een verhoging als een verlaging van de bijstand op basis van de feitelijke behoeften in individuele geval en alleen in zeer bijzondere situaties (bijv. CRVB:2018:1600, CRVB:2021:1918CRVB:2022:1004). Recent oordeelde de Raad over een kwestie waarin een echtpaar, door een gebrekkige afstemming van fiscale regelingen, minder toeslagen ontvangt dan wanneer zij alleen bijstand zouden krijgen. Het netto-inkomen komt daardoor onder het bestaansminimum. De gemeente moet het verschil compenseren via de algemene bijstand (CRVB:2022:1952).

3. Inlichtingenplicht en plicht tot medewerking verlenen
De inlichtingenverplichting is één van de belangrijkste verplichtingen. De plicht om medewerking te verlenen aan de uitvoering van de wet ligt in het verlengde daarvan. Daarover wordt veelvuldig geprocedeerd. Schending van deze verplichting(en) leidt doorgaans tot een belastend besluit. Het niet inleveren van gevraagde bewijsstukken, zoals bankafschriften, is geen schending van de inlichtingenplicht maar van de plicht tot medewerking verlening (CRVB:2022:1395, CRVB:2023:38). Die uitspraak heeft geen gevolgen voor aanvragen om bijstand. Het niet inleveren van gevraagde gegevens leidt tot het oordeel dat niet aannemelijk is gemaakt dat iemand in bijstandbehoevende omstandigheden verkeert.

4. Menselijke maat
De menselijke maat bij het nemen van besluiten valt niet meer weg te denken in de Participatiewet. Dat begon vooral door de kinderopvangtoeslagaffaire van de Belastingdienst en voor de Participatiewet met de boodschappenkwestie van de gemeente Wijdemeren. In de rechtspraak van de Afdeling en Centrale Raad van Beroep zien we dat ook terug; het verlaten van eerder ingenomen uitgangspunten en een (meer) kritische beoordeling van de besluitvorming door bestuursorganen. Verder doet de wetgever een duit in het zakje door o.a. de Participatiewet te wijzigen. Sinds 1 januari 2022 geldt het verbod om in te stemmen met een minnelijke schuldregeling (incl. kwijtschelding) alleen nog voor vorderingen wegens overtreding van de inlichtingenplicht waarbij opzet of grove schuld is vastgesteld (Stb. 2021, 627). En sinds 1 januari 2023 is de leeftijdsgrens van de kostendelende medebewoner verhoogd van 21 naar 27 jaar (Stb. 2022, 543). Maar er volgt nog meer.

Maatwerk
Bedenk overigens dat de zogeheten menselijke maat (maatwerk bieden) soms gewoon gaat over het juist uitvoeren van wetten; dus niks nieuws onder de zon. Bijvoorbeeld bij het individualiseringsbeginsel van art. 18 lid 1 PW (zie hiervoor).

Hieronder staan een paar voorbeelden die in de rechtspraak zijn opgevallen.

Beginsel van evenredigheid (nieuw kader)
Er geldt een nieuw kader voor de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel bij besluiten die berusten op een discretionaire bevoegdheid (RVS:2022:285). De ratio van het evenredigheidsbeginsel is niet zozeer het in het algemeen tegengaan van nadelige gevolgen van besluitvorming, maar het voorkomen van onnodige nadelige gevolgen. Voor de Participatiewet zien we dat bijvoorbeeld bij de terugvordering van bijstand (CRVB:2022:2207). Ook bij het opleggen van een maatregel gebruikt de Raad de term evenredig (CRVB:2022:863).

Onevenwichtige terugvordering
Bij besluiten die berusten op een gebonden (imperatieve) bevoegdheid mag de bestuursrechter niet toetsen op de evenredigheid bij de uitoefening van die bevoegdheid. Maar het gevolg van zo’n besluit kan bijvoorbeeld wel een onevenwichtige terugvordering van de kosten van bijstand zijn (bijv. CRVB:2019:433). Kan ondanks de kennelijke schending van de inlichtingenverplichting het recht op bijstand toch worden vastgesteld, ook al is dit nihil, dan moet het bestuursorgaan daartoe overgaan, al dan niet schattenderwijs (CRVB:2021:2710, CRVB:2022:2794). Er is dan geen plaats voor intrekking van de bijstand op de grond dat het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld (bijv. CRVB:2007:BB6243). In de rechtspraak wordt een dergelijke handelswijze vaak aangeduid als uitwijkjurisprudentie (bijv. CRVB:2022:1503). Het kan zijn dat betrokkene aannemelijk maakt dat een aanvullend recht op bijstand zou zijn vastgesteld, als van meet af aan de volledige en juiste inlichtingen verstrekt zouden zijn. De uitkomst daarvan kan aanleiding zijn tot het matigen van het terugvorderingsbedrag, gelet op het reparatoire karakter van de terugvordering (bijv. CRVB:2009:BH9423,  CRVB:2017:1688,  CRVB:2017:2213). De reparatoire terugvordering, zoals die gelezen wordt in art. 58 lid 1 PW betreft een beginselconforme uitleg van deze bepaling met toepassing van het evenredigheidsbeginsel. Bij deze bepaling wordt “ten onrechte verleende bijstand” uitgelegd als “materieel ten onrechte verleende bijstand” (CRVB:2022:2794).

Van fatale termijn naar evenwichtige belangenafweging (nieuw uitgangspunt)
Een bestuursorgaan kan besluiten een aanvraag niet te behandelen onder toepassing van art. 4:5 Awb, maar is daartoe niet verplicht (bijv. CRVB:2018:666). Het gaat om een discretionaire bevoegdheid. De Raad is teruggekomen van het uitgangspunt dat in beginsel geen betekenis toekomt aan gegevens of bescheiden die na het nemen van het oorspronkelijke besluit alsnog zijn verstrekt. In die situaties moet het bestuursorgaan nu tot een evenwichtige belangenafweging komen (CRVB:2022:2793). Het belang van de aanvrager (die in bijstandbehoevende omstandigheden verkeert) is in ieder geval zwaarwegend; het recht op bijstand. Dat recht wordt, volgens vaste rechtspraak, namelijk niet met terugwerkende kracht toegekend, tenzij bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen (bijv. CRVB:2020:1193). In algemene zin kan daartegenover aan de zijde van de bijstandverlenende instantie bijvoorbeeld een belang bestaan om de buitenbehandelingstelling in bezwaar te handhaven, gezien de bestuurslast die gepaard kan gaan met het nemen van een inhoudelijke beslissing. Lees ook de Blog update bij deze uitspraak.

Intrekken recht op bijstand na opschorten recht
Aangenomen wordt dat de hiervoor genoemde uitspraak ook betekenis kan hebben voor de bevoegdheid om het recht op bijstand in te trekken onder toepassing van art. 54 lid 4 PW.

Tweede aanvraag (meer kritisch oordeel?)
Naar vaste rechtspraak van de Raad waarin een nieuwe aanvraag na een eerdere afwijzing van een aanvraag om bijstand of een intrekking van het recht op bijstand voorligt, geldt het in het algemeen dat het op de weg van de aanvrager ligt om aan te tonen dat zich sedert die afwijzing- of intrekkingsdatum een relevante wijziging in de omstandigheden heeft voorgedaan, in die zin dat betrokkene thans wel voldoet aan de vereisten om voor bijstand in aanmerking te komen (bijv. CRVB:2017:365, CRVB:2020:483). Dit naar analogie van art. 4:6 Awb. De uitspraak CRVB:2020:2518 is een mooi voorbeeld waarin de Raad (kritischer) oordeelt over het onderzoek naar de bijstandbehoevende omstandigheden: het is onzorgvuldig gedaan. Lees ook de Blog update bij die uitspraak.

Meer weten
Neem contact met ons op.

Terug naar Overzicht opleidingen.

©Ingeborg lunenburg opleiding + advies